‘Dat is wat ik wilde, zegt ze. Dat alles er mag zijn’.
VERONIKE
BELEIDSMEDEWERKER
Wat ze wil is haar verlangen volgen. Haar dromen.
Ze zit vast in verantwoordelijkheden. Een pittige baan. Ze verdiend goed. Fijne man en kinderen. Huis met tuin en een paar keer per jaar op vakantie.
‘Ik heb eigenlijk niets te klagen’, zegt ze. Maar er mist iets.
Het knagende gevoel. Is dit het nou? Ik ben net vijftig.
Is dit het nou? Die vraag houdt haar bezig.
We gaan een familieopstelling doen.
Ze plaats haar verlangen in de ruimte
Ze plaats haar leven ‘van nu’ in de ruimte.
Kijkend naar haar verlangen begint ze te huilen.
Ze wil naar haar verlangen.
Alleen ze staat vast.
Ze kijkt naar een lege plek. ‘Wat is daar’? Vraag ik haar.
‘Mijn ouders horen daar te staan’, zegt ze. Haar ouders komen in de opstelling. Direct staat ze oog in oog met haar moeder. Ze kan niet bewegen. Ze is boos. Nou boos. Ze is woedend. Woedend, zeg maar woest.
‘Boos zijn’ is een gevoel wat ze vanuit haar huis niet mag voelen.
Dat liet haar moeder niet toe. Wij zijn een vrolijk gezin.
Altijd, moest alles vrolijk zijn. En daar is zo, zo, klaar mee.
In de opstelling uit ze zich naar haar moeder. Toont ze haar volle boosheid. En wanneer haar moeder dat aanneemt. Haar boosheid vol neemt. laat ze het los. En wordt ze rustig.
‘Dat is wat ik wilde’, zegt ze. ‘Dat alles er mag zijn’.
Ze bedankt haar moeder, voor alles wat ze wel heeft gehad.
Dan keert ze zich om en kijkt naar haar verlangen.
En maakt ze de stap.